Ontwerpprincipe 9

Principe 1: Observeer en reageer
Principe 2: Vang energie en sla ze op
Principe 3: Zorg voor opbrengst
Principe 4: Pas zelfregulering toe en aanvaard feedback
Principe 5: Gebruik en waardeer hernieuwbare grondstoffen en diensten
Principe 6: Produceer geen afval, maak kringlopen
Principe 7: Van patronen naar details
Principe 8: Verenig eerder dan te scheiden
Principe 10: Gebruik en waardeer diversiteit
Principe 11: Gebruik randen en waardeer de marge
Principe 12: Wees creatief in het omgaan met of het reageren op veranderingen

Pas kleine en trage oplossingen toe

Traag maar zeker


Principe 9 doet ons inzien dat systemen moeten ontworpen worden op de kleinst mogelijke schaal die praktisch én energie-efficiënt is en met een trage groei. Zo leert ons immers de natuur.

Het icoontje

Het icoontje van de slak met haar huisje verenigt in zich het kleine en het trage die beide efficiënt zijn. Als het nodig is kan de slak zich helemaal terugtrekken en tegelijk is het huisje zo klein dat ze het overal kan meenemen op haar rug. Handig, niet? Anderzijds is de slak erg traag, maar toch komt ze met haar slijmerige voet overal door, vaak tot wanhoop van tuiniers.

Foto: Yggdrasil

De natuur als voorbeeld

Natuurlijke systemen zijn opgebouwd uit kleine systemen of elementen die prima werken. Hoe meer energie beschikbaar is, hoe meer het systeem kan groeien. Bij lagere energie gaat de groei trager. In de zomer als er veel zonne-energie beschikbaar is, groeit alles goed en snel, in de winter is er minder energie en de groei valt bijna stil. Kleinere systemen zijn sneller en grotere zijn trager en vooral minder vlot wendbaar. Denk hierbij aan een muis in vergelijking met een olifant.

Cellulair ontwerp als model

De meeste levende wezens bestaan uit cellen. Deze vormen de fundamentele patronen van een natuurlijk en duurzaam ontwerp. Kleine cellen vermenigvuldigen zich om grotere systemen te creëren en groeien tot ze een optimale grootte hebben, niet verder. Om het organisme te laten groeien gaan ze zich vermenigvuldigen: ze vormen zich om tot twee gelijke cellen die zich op hun beurt delen. Voor de invulling van verschillende functies voeren ze aanpassingen door. Kleine systemen verveelvoudigen en aanpassingen doorvoeren voor de gewenste functies is een bijna universeel verschijnsel in de natuur.

Ongecontroleerde en onnodige groei van cellen wijst op problemen in het grote systeem en wordt kanker genoemd.

Het cellulair ontwerp is het model waarop we steunen in een permacultuurontwerp.

Optimale schaal en snelheid

Principe 9 wil de aandacht vestigen op de optimale schaal en snelheid: niet te groot, niet te klein, niet te snel, niet te traag. Aangezien onze samenleving behept is met het vooroordeel dat groot en snel gelijkstaat met goed en efficiënt, is het nodig bij ons ontwerp de klemtoon te leggen op kleiner en trager. Door de enorme toename van supersnel vervoer van bederfbaar voedsel over lange afstanden, gebaseerd op subsidies en goedkope olie, is de lokale voedselproductie in het gedrang gekomen. Intussen is er wel een tegenbeweging op gang gekomen. Stilaan laat lokale voedselvoorziening in de vorm van groenten uit eigen tuin, samentuinen, korte keten of hoeveverkoop en CSA’s de wijzer weer een beetje in de andere richting gaan.

Klein maar slim

Door de bril waarmee we in onze maatschappij de wereld bekijken worden de voordelen van kleinschaligheid nauwelijks gezien. Vele vernieuwingen die lokaal zijn en relevant voor een duurzaam landgebruik worden als onbelangrijk afgedaan door de grootschalige systemen. Subsidies gaan meestal naar deze laatsten, omdat ze anders niet leefbaar meer zijn. Hoe moeilijker het wordt om aan goedkope energie te geraken, hoe lastiger het namelijk wordt om de grootschalige systemen te handhaven. Toch worden nieuwe, duurzame en kleinschalige systemen over het hoofd gezien.

Zoals in de natuur externe milieufactoren of interne factoren een rem zetten op overmatige uitbreiding of groei, zo zorgden vroeger in menselijke culturen ethiek en taboes voor de nodige inperkingen. Door ons economisch bestel dat ons voorhoudt dat alleen voortdurende groei zaligmakend is, is er geen plaats meer voor dergelijke beperkingen. Nochtans vormen zij de enige manier om een groot, complex systeem in evenwicht te houden.

Voedseltuinen

Holmgren gebruikt de term ‘tuinlandbouw’ in plaats van ‘moestuinieren’ omdat hij voedseltuinen als de kleinst mogelijke en meest intensieve vorm van landbouw beschouwt. Ze zijn als de cellen van een organisme. Huishoudens en tuinen bevinden zich op menselijke schaal, evenals hun taken en opbrengsten. Deze schaalgrootte is ideaal, zowel voor voedselvoorziening, gezondheidszorg, scholing als vrije tijd. Ze werd vroeger normaal en efficiënt bevonden maar wordt in de industriële maatschappij ‘kleinschalig’ genoemd met de bijgedachte ‘te klein’.

Traag maar zeker

Het belang en de voordelen van kleinschaligheid beginnen zo stilaan opnieuw ontdekt te worden. Veel moeilijker lijkt het om in te zien dat ‘traag’ even belangrijk is.

In de natuur biedt snelle groei een groot voordeel op pas vrijgekomen grond of op plaatsen waar ingegrepen is. Daar ontstaat een competitie van pioniersplanten die aan de oorsprong van de meeste van onze voedselgewassen liggen. Deze zijn nog verder uitgeselecteerd op basis van snelle groei. Vandaar dat eenjarigen de hoofdmoot vormen van onze groenten.

Doorlevende gewassen in permacultuur

Alles gaat steeds sneller en je lijkt achterop te geraken als je niet meedoet in die snelheidsrace. Landbouwexperten, op bezoek in de permacultuurtuin Idunn in Frankrijk keurden de basisidee goed. ‘Maar’, zo vroegen ze, ‘zou het niet beter zijn als je machines zou gebruiken?’ Steeds weer overheerst de drang om meer snelheid in te bouwen en in te grijpen in natuurlijke processen.

In vergelijking met eenjarigen zullen bij niet of minder ingrijpen doorlevende gewassen veel meer voordelen bieden. In permacultuur kiezen we daarom voor een groter gebruik van doorlevende gewassen die voorzien in onze voedselbehoeften. Notenbomen, fruitbomen, bessenstruiken en doorlevende groenten hoef je niet elk jaar opnieuw te planten of te zaaien, enkel te oogsten. Het duurt voor sommige planten wel enkele jaren voor we kunnen oogsten, maar nadien kan dat elk jaar zonder extra werk. De meeste doorlevende planten zijn sterker dan de eenjarigen omdat ze vaak dichtbij de oorspronkelijke, wilde plant staan.

Tragere groei

Foto: Yggdrasil

Door de planten te telen op een gezonde, levende bodem, zonder bodembewerking en zonder het gebruik van allerlei extra’s om ze sneller en sterker te laten groeien, krijgen ze de noodzakelijke voedingsstoffen uit de bodem via het bodemleven en symbiotische relaties. Natuurlijk heb je die levende bodem met zijn netwerk aan schimmels niet in één jaar tijd. Geduld is een mooie deugd! Na enkele jaren krijg je immers als resultaat een tuin vol gezonde en sterke gewassen die daarenboven van hoge kwaliteit zijn en omgeven door een netwerk zowel boven- als ondergronds.

Vergelijk het met een basilicumplantje dat je aankoopt in een supermarkt. Het is in een verwarmde serre opgekweekt, waardoor het hoog opgeschoten is en zwakke stengels heeft die niet in staat zijn zonder steun de plant te dragen. Als je het buiten wil planten is de kans klein dat het overleeft, tenzij je het langzaam afhardt door het een tijdlang af en toe buiten te zetten en ’s nachts weer binnen te halen. De plant gaat langzamer groeien, blijft kleiner en ontwikkelt niet alleen steviger stengels maar ook steviger blaadjes. Trage groeit geeft sterkere planten!

Ook van bomen weten we dat traag groeiende bomen zoals eik en beuk, steviger hout ontwikkelen dan snelgroeiende bomen zoals berk en populier.

Het cellulair ontwerp bij Yggdrasil

Op het terrein van Yggdrasil groeien heel wat doorlevende bomen en struiken zoals notelaars, hazelaars, amandelbomen, allerlei fruitbomen, bessenstruiken van een grote diversiteit en tal van andere bomen en struiken die voor meerdere functies instaan.

De cellen

Daarnaast zijn enkele stukken grond bestemd voor het telen van vooral eenjarige groenten. Hierbij vormt een perceeltje van 1,20 m breed en 2,50 m lang een eilandje. Elk van die eilandjes kan je als een cel beschouwen.

We telen er minimum vijf verschillende eenjarige groenten in een bepaalde structuur. Daarbij groeit vaak een doorlevende plant: een kruid zoals bonenkruid, tijm of lavendel of een doorlevende groente. We laten er ook graag planten tussen groeien die zichzelf deze plaats toe-eigenen zoals goudsbloem, dille, koriander en die elk jaar opnieuw zelf het meest geschikte plekje uitzoeken.

Omdat uit de ervaring blijkt dat dit systeem heel goed werkt met een minimum aan arbeid zijn we het consequent gaan toepassen. Meerdere cellen, met een verschillende beplanting, voegen we aan elkaar tot een bed of perceel waarvan de lengte afhankelijk is van de beschikbare ruimte. Naast de eilandjes ligt een pad van ongeveer 50 cm breed en aan de andere kant van het pad liggen weer verschillende eilandjes achter elkaar. Af en toe wordt dit systeem onderbroken door een haag van bessen of frambozen, zodat een meer natuurlijke biotoop ontstaat waar insecten gemakkelijker actief kunnen zijn.

Dit systeem kan met rechte percelen, maar ook in een boomstructuur of een warmtekring waar de eilandjes een andere vorm krijgen. Steeds blijft de cel echter beperkt in oppervlakte en is ze samengesteld uit verscheidene planten.

Kan je dit systeem van eilandjes eindeloos uitbreiden? Neen, de grens waar het tegenaan loopt is de energie die beschikbaar is bij de personen die het geheel onderhouden.

De cellen als onderdelen van een groter geheel

Deze cellen vormen samen op het terrein grotere groepen waar naast eenjarige en doorlevende groenten en kruiden ook aardbeien geteeld worden. Ertussen staan hier en daar ook fruitbomen. De gehele tuin is opgedeeld in compartimenten door bessenstruiken of andere doorlevende planten, zodat er diverse biotopen ontstaan en er een grote diversiteit van ‘medewerkers’ aanwezig is zowel boven als onder de grond.

Foto: Yggdrasil

Trager maar beter

Het zaaien, planten en oogsten verloopt iets trager dan wanneer je met rijen van eenzelfde soort werkt, maar het is veel efficiënter omdat door de vorm waarin we werken er een grote resistentie is tegen plagen en ziekten. De mix van allerlei groenten en kruiden met verschillende noden en eigenschappen staat garant voor een gemeenschap die zich goed kan verdedigen als dat nodig is.

Toen we de grond in eigendom kregen, was hij tot dan toe volgens de gangbare landbouw bewerkt. De grond was dood: hij bevatte geen organisch materiaal en er was geen bodemleven. Bij zonnig weer ontstond een harde korst, bij regen slibde de grond dicht en hij was altijd compact en hard.

We hebben eenmaal oppervlakkig gefreesd en daarna de bodem afgedekt met een dikke laag compost om organisch materiaal toe te voegen en een start te geven aan het bodemleven.

Daarna hebben we de grond niet meer betreden of bewerkt, we doen de tuinwerkzaamheden vanop de paden. Het duurde even maar na een aantal jaren was onze grond duidelijk beter: luchtiger, meer organisch materiaal en stilaan bodemleven. Vanaf dan konden we mulchen. Niet betreden of bewerken loont: het bodemleven en de schimmelnetwerken kunnen ongestoord hun gang gaan, zodat de bodem steeds beter wordt.

Het onmiddellijke voordeel is kleiner dan bij frezen of een andere grondbewerking, maar na verloop van tijd wordt de kwaliteit langzaamaan beter dan die van de bewerkte grond, tot hij uiteindelijk zelfs veel beter wordt.

Traag maar geleidelijk is ook hier duidelijk stukken beter dan snel.